Het zat de voorbije week weer tegen. Wéér, dus. Het lijkt namelijk alsof het telkens opnieuw gebeurt wanneer mijn zoontje voor een vakantie staat. In Vlaanderen begint de lente voor veel kinderen met de paasvakantie: twee weken vrij van school om te genieten van – hopelijk – de eerste mooie, zonnige dagen van het jaar. Dat genieten neemt mijn zoontje nogal fysiek. Klimmen in frisgroene bomen, ravotten in modderige poelen, snelheidswedstrijdjes op de fiets met de buurtkinderen en voetballen op het pleintje achteraan in de straat. En dat klinkt misschien wel allemaal actief en gezond, het draaide al meermaals op het tegenovergestelde uit. En nu dus wéér.
Misschien komt het omdat hij in de winterse dagen te lang heeft stilgezeten en hij zijn eigen kracht of limieten minder goed kent. Hij was nog maar een kwartiertje op het plein en de kinderen hadden nog maar net, na een heleboel discussie, de voetbalploegjes samengesteld. Het zelfverzonnen ‘wereldwijkkampioenschap voor tienjarigen’ was officieel begonnen en daar lag hij al op de grond na een redelijk mislukte schijnbeweging. ‘Ik gleed weg in een modderige plas, papa. Maar ik wilde mijn witte Real Madridshirt niet vuilmaken, dus ik draaide me weg voor ik viel en toen gebeurde het …’ Hij kwam blijkbaar nogal slecht neer en iets in zijn arm maakte een vreemd geluid. Met tranende ogen strompelde hij naar huis want hij wist zelf al wat er te wachten stond. Wéér te wachten stond.
Mijn actieve, gezonde jongen heeft namelijk wel al vaker wat gebroken. Een elleboog (links én rechts) en een vinger gingen er al aan vooraf. Neem daar nog een verdraaide knie, een paar gekneusde ribben en een gescheurde enkelband bij en dan begrijp je wel dat ik aan al dat klimmen, ravotten, fietsen en voetballen weinig gezonds vind. Het eindigde dus al geregeld met een ziekenhuisbezoek en een gipsverband. Gedaan met de actie en de vakantiedagen beginnen in mineur.
Het enige voordeel ervan is dat hij het plaatselijke ziekenhuis al best goed kent. Andere kinderen vinden allerlei procedures en onderzoeken misschien wat eng, maar mijn zoontje kijkt er al lang niet meer van op. Het vaak ontzettend lieve medische personeel behandelt hem voorzichtig, maar hij kijkt me dan aan met een blik die eerder zegt ‘Ik weet het allemaal wel. Waarom schieten ze nou niet gewoon wat op?’ Die gewenning aan het ziekenhuis leidt zo stilaan wel tot een soms grappig gevolg. Mijn zoontje is er waarschijnlijk wat minder stil of net wat meer sociaal door geworden. Hij weet meestal al welke vragen men hem gaat stellen (zeven keer heeft hij tegen verschillende mensen zijn naam moeten zeggen en zeven keer heeft hij moeten uitleggen wat er precies gebeurd was) en hij ziet die vragen ondertussen als ‘een kans tot een leuk gesprekje’. En in elk leuk gesprekje stel je vragen aan elkaar, toch?
De eerste verpleegkundige had meteen prijs. ‘Zo jongen, hoe heet jij?’ ‘Ik heet Lowie. En jij?’ De verpleegkundige glimlachte op een manier die duidelijk maakte dat hij die wedervraag niet zo vaak gesteld krijgt van een kind, maar hij antwoordde wel. ‘Ik heet Rob. Ik ben de verpleegkundige die je even gaat onderzoeken. Wat is er precies gebeurd?’ Op dat moment ratelt mijn zoontje met allerlei volstrekt onnodige details het verhaal van het wereldwijkkampioenschap af, maar niet zonder verpleegkundige Rob verder uit te vragen: ‘Voetbal jij ook graag?’, ‘Woon je in een wijk waar veel kinderen wonen?’, ‘Vind je Real Madrid ook de beste ploeg van de wereld?’, ‘Wie is jouw favoriete voetbalspeler?’ … Ik zie dat Rob vriendelijk en professioneel blijft terwijl hij voorzichtig allerlei bewegingen probeert te maken met de arm van mijn zoontje. En intussen elke vraag van mijn zoontje blijft beantwoorden, al denkt hij misschien bij zichzelf ‘houd nou es even je mond dicht, ik probeer uit te zoeken wat er aan je arm scheelt!’ Na vijf minuutjes houdt Rob het voor gezien en stuurt hij ons door naar de afdeling echografie. Waar natuurlijk een andere verpleegkundige het verder overneemt. En dezelfde vragen stelt. En dezelfde vragen van mijn zoontje krijgt.
Ik beperk me tot de samenvatting: tijdens ons ziekenhuisbezoek werd mijn zoontje onderzocht door zeven verschillende verpleegkundigen, artsen of radiologen op verschillende afdelingen, in verschillende fases van de behandeling. Van de opname, het onderzoek en de diagnose tot de behandeling en de nazorg. Stuk voor stuk vriendelijke mensen die de vervelende start van de vakantie toch een beetje opgefleurd hebben voor mijn zoontje.
Dus bij dezen, bedankt aan Rob, Ellen, Sandrine, Michaël, Jocelyn, Dimitri en Jussa. Zeker aan Jocelyn die ook nog heeft geantwoord op de vraag ‘Hoe spel je nou zo’n naam eigenlijk?’ Dimitri en Michaël spelen trouwens allebei voetbal. Jussa, Sandrine en Ellen hebben zelf ook kinderen, maar die zijn wat jonger dan mijn zoontje. Nee, ze wonen niet in een wijk waar veel andere kinderen wonen. Of ze weten dat niet. Sandrine heeft wel leuke buren, Jussa en Ellen wonen er nog niet zo lang, dus die kennen de buren nog niet zo goed. Rob vindt Real Madrid de beste ploeg van de wereld, Sandrine vindt Barcelona wel goed, maar de anderen hadden niet echt een favoriete ploeg. En al helemaal geen favoriete voetbalspeler. Jussa houdt wel van hockey, maar dat boeide mijn zoontje niet echt, dus daar weten we niet zoveel meer over. De dochter van Ellen doet aan ballet. Jocelyn deed dat vroeger ook, maar die is ermee gestopt. Ellen en Dimitri hebben als kind ook hun arm gebroken, Sandrine zelfs ooit een been, de anderen herinnerden zich dat niet meer zo goed. Alleen Michaël woont in een vrijstaand huis, Sandrine woont in een leuk rijtjeshuis, de anderen wonen in een flat. Rob en Ellen huren dat appartement, Jocelyn, Dimitri en Jussa zijn zelf eigenaar. Iedereen had ook een partner, behalve Ellen. Die was gescheiden en nu single mom. Niemand had zelf een zoon van tien, maar nu kennen ze er wel eentje. En ik denk dat ze hem niet zo snel zullen vergeten.
Ik zou zelf stapelgek geworden zijn van alle vragen die mijn zoontje gesteld heeft, maar niemand reageerde geprikkeld. Wat een ontzettend geduldige mensen werken er in ons plaatselijke ziekenhuis …
Door: Kobe Vanroy
Gepubliceerd op 22 mei 2025