Marcel Schmeier

Op de gang

Tijdens een nascholing over klassenmanagement vroeg een deelnemer of ik als kind weleens uit de klas was gestuurd. Eerlijk gezegd moest ik daar even over nadenken, want ik was nogal een brave leerling.

Op het voortgezet onderwijs ben ik nooit uit de klas gestuurd, maar op de basisschool wel twee keer: in groep 1 en groep 8. Ik begon en eindigde de basisschool goed, zou je kunnen zeggen. Beide keren staan me helder voor de geest.
In groep 1 werd ik uit de klas gestuurd. De reden weet ik niet meer, maar de gang kan ik mij levendig herinneren. Mijn school stond op een zandheuvel in het bosrijke Emmerhout. De ramen in de gang strekten van de vloer tot aan het plafond en gaven een prachtig zicht op de bosrand van de Emmerdennen. Ik vond het heerlijk om daar te staan en de prachtige herfstkleuren van het bos te zien.
De bovenbouwleerlingen maakten ieder jaar een herfstdoos waarmee ze de klassen rondgingen. Daarin lagen bladeren, mos, eikels, kastanjes, beukennootjes en soms ook paddenstoelen. Dat zag er niet alleen prachtig uit, maar het rook ook heerlijk. De bosgeur is een belangrijk deel van mijn jeugd. Zo werd een straf uiteindelijk een mooie herinnering.
Zo werd een straf uiteindelijk een mooie herinnering.
In de tussenliggende jaren ben ik braaf geweest en heb ik geen minuut lestijd gemist, totdat de hormonen door mijn lijf gingen gieren in groep 8. We lachten om alles dat ook maar enigszins verwees naar seks. Zo lagen we al in een deuk als iemand een ‘stijve’ arm had of als de meester ons vroeg om een opdracht ‘met elkaar te doen’. Het moet vreselijk zijn geweest voor die man.
Iedere maand leerden we tijdens de taal- en muzieklessen een nieuw lied uit de oude doos. Dat schreven we dan netjes over van het bord en leerden we uit ons hoofd. Het klassikaal zingen was altijd erg leuk. Op een ochtend stond er een nieuw lied op het bord: ‘Komt vrienden in den ronde’.
Tijdens het overschrijven konden we ons lachen nauwelijks inhouden. Veelbetekenende blikken gingen over en weer. Toen we het lied staand moesten zingen hield ik het niet meer uit: de tranen liepen over mijn wangen.

De schoenpik stijf gezeten,

Op enen pikkelstoel,

Mag kees en droog bier eten,

Maar als ik nood gevoel,

Dan slijp ik tot den avond toe,

En zo heb ik nooit arremoe.

Terlierelom terla!

Van linksom rechtsom draait mijne steen

Door het roeren van mijn been

Ju ju ju ju ju ju ju ju!”

 

De meester was echt heel geduldig en pas bij de derde keer opnieuw zingen van de eerste regels moest ik toch écht even naar de gang. Daar zag ik de zomerzon over de Emmerdennen schijnen. Het was de hoogste tijd om naar het voortgezet onderwijs te gaan en me door de puberteit heen te worstelen.
Gepubliceerd op 8 november 2021
 
   
Winkelwagen
Scroll naar boven