Erik Meester

Een stapel bakstenen is nog geen huis

Onlangs kwam mijn dochter, vijf jaar oud, thuis met een boekje dat zij had geleend bij de schoolbibliotheek. De titel: Wow! Dat wist ik niet! Verrassende feiten over dieren. Op pagina 6 valt te lezen: ‘Je zal een krokodil nooit zijn tong zien uitsteken – zijn tong zit vast aan de bodem van zijn bek.’ Een pagina verder staat: ‘Een leeuw kan pas brullen als hij een jaar oud is.’ Zo spettert het boek nog een pagina of 30 door met verrassende feiten over dieren, zoals de titel had beloofd. Wow, denk je dan: dat wist ik niet …

Ik heb het grote belang van feitenkennis als grondstof voor denkprocessen al een aantal keer eerder benadrukt, maar beschreef nog niet hoe dit inzicht zich verhoudt tot curriculumontwikkeling voor primair onderwijs. De meest nauwe definitie van curriculum is een beschrijving van alles wat je leerlingen wilt leren. Laat ik deze definitie, voor het doeleinde van dit blog, even volgen. Je kunt het curriculum volgens deze definitie zien als een soort bouwwerk van heel veel bakstenen. Er wordt eerst een kennisfundament aangelegd alvorens hier steeds verder op wordt voortgebouwd. Denk bijvoorbeeld aan het welbekende ‘rekenmuurtje’ (Figuur 1).

Figuur 1. De rekenmuur van de lesmethode Pluspunt.

 

 

Het woord bouwwerk – we hebben het dus niet over een stapel – is hier van groot belang. Het gaat bij curriculumontwikkeling namelijk niet alleen om de hoeveelheid maar ook om de organisatie van de feitenkennis die je wilt overdragen. Het boekje dat mijn dochter meebracht was meer te vergelijken met een stapel: er wordt met bakstenen (lees: feitjes) gegooid zonder dat dit leidt tot een samenhangend bouwwerk (lees: inzicht) dat ergens op lijkt. Dat wil niet zeggen dat deze feitjes geen waarde hebben, het wil zeggen dat ze in dit verband weinig tot geen waarde hebben. Idealiter leidt de opbouw van feitenkennis – het middel – namelijk tot steeds dieper inzicht: het doel.

De vraag ‘wat heb je aan één feitje?’ is te vergelijken met de vraag ‘wat heb je aan één baksteen?’

Laat ik een voorbeeld geven van hoe ik denk ‘dat het wel moet’. In het voorjaar van 2021 ontwierp ik met een groepje leraren op basisschool ’t Palet in Heeswijk-Dinther een thematische onderwijsmodule voor groep 7 over de industriële revolutie. Een van de inzichten die we de leerlingen in relatie tot dit tijdvak in de geschiedenis wilden meegeven, is dat er zoiets bestaat als technologische vooruitgang en dat deze vooruitgang grote invloed kan hebben op de manier van leven en werken.

In een van de lessen stond de uitvinding van de stoommachine centraal. We lazen in die les onder meer een tekst waarin leerlingen kennismaakten met de stoommachine van Engelse smid Thomas Newcomen. In deze stoommachine werd water verhit waarna de ontstane stoom een zuiger in een cilinder omhoog drukte, die op zijn beurt een hefboom in beweging bracht, die op zijn beurt een waterpomp aandreef. Als de zuiger zijn hoogste punt bereikte werd er vanuit een sproeier koud water aan de stoom in de cilinder toegevoegd zodat de druk weer afnam. Vervolgens kwam de zuiger door de luchtdruk langzaam weer omlaag en kon het proces opnieuw beginnen (zie Figuur 2).

Figuur 2. De stoommachine van Newcomen.

Figuur 2 stoommachine

De Schot James Watt ontwikkelde zo’n 50 jaar later een verbeterde stoommachine waarin de zuiger heen, maar ook terug, met stoom kon worden bewogen. Dat maakte de stoommachine niet alleen krachtiger, het kostte ook minder brandstof omdat de stoom niet continu meer hoefde te worden afgekoeld en opgewarmd.

Nu kan de kritische lezer zich afvragen: moeten die leerlingen in groep 7 deze feitenkennis nu per se bezitten? Veel volwassenen hebben nog nooit van Newcomen en Watt gehoord maar functioneren toch prima op de arbeidsmarkt en in de samenleving. Mijn antwoord is dan ook: nee, deze feitenkennis hoeven leerlingen niet per se te bezitten. Maar wat wel belangrijk is, is het inzicht (lees: bouwwerk) waartoe deze feitenkennis (lees: bakstenen) leidt; namelijk dat er zoiets bestaat als technologische vooruitgang en dat deze vooruitgang grote invloed kan hebben op de manier van leven en werken. Welke feitenkennis je daarvoor precies selecteert is van ondergeschikt belang.

Het gaat bij curriculumontwikkeling namelijk niet alleen om de hoeveelheid maar ook om de organisatie van de feitenkennis die je wilt overdragen.

De vraag ‘wat heb je aan één feitje?’ is te vergelijken met de vraag ‘wat heb je aan één baksteen?’ Het antwoord is: niet zo veel. Maar breng je de feiten of bakstenen op een betekenisvolle wijze met elkaar in verband, dan ontstaat er inzicht of een bouwwerk, en daar heb je wél wat aan. Dat is nou een inzicht waar elke curriculumontwikkelaar van doordrongen zou moeten zijn.

 

Door: Erik Meester

Gepubliceerd op 14 september 2021

 

Ben je benieuwd naar meer inzichten over curriculumontwikkeling? Erik Meester schreef er een boek over dat zojuist verschenen is:

 

 

Winkelwagen
Scroll naar boven