Ik ben invalleerkracht. Bewust! Ja, er zitten nadelen aan: je hoort nooit écht ergens bij, je moet akelig flexibel zijn en iedere keer opnieuw het beste van jezelf laten zien. Niemand kent je, dus als je een dag iets minder in je vel zit, is dat het beeld dat je achterlaat. Het grote voordeel is dat ik alle groepen draai en dat vind ik zo heerlijk. De afwisseling, de kleine dingen die ik overal kan doen en waarin ik iets kan betekenen.
Gisteren had ik groep 1, een dag met losse veters, natte broeken en buitenspelen in de modder. Vandaag groep 8: 32 pubers met enorm veel humor en hun onzekerheden. En dat laatste, daar kon ik vandaag een heel klein beetje iets in betekenen.
‘Mogen we trefballen vandaag?’ ‘Jazeker, leuk!’ Door het enthousiasme van de klas wil ik snel beginnen, want de tijd voor de gymles is kort. En dan doe ik iets wat ik eigenlijk zelden doe: ik wijs twee kinderen aan en geef hun de opdracht om ‘even snel te kiezen’, zodat we twee teams kunnen vormen. Ik zie het gebeuren … Ze wordt als laatste gekozen. En aan haar gezicht te zien is dat niet de eerste keer.
Ik zie het gebeuren … Ze wordt als laatste gekozen. En aan haar gezicht te zien is dat niet de eerste keer.
Ik zie mezelf zitten, 35 jaar geleden. Ik kan de wens van toen, de wens om onzichtbaar te zijn, weer voelen. De wens om de ogen van mijn klasgenoten niet te hoeven zien op het moment dat ze mij nog op de bank zien zitten. De wens om ze niet zuchtend te horen zeggen: ‘Nou, dan moet jij maar bij ons, hè?’
Ze loopt met gebogen schouders naar het team dat haar uiteindelijk heeft gekozen en gaat aan de zijkant staan. Gekozen is in dit geval een verkeerd woord. Ze is over, zat alleen op de bank, er was geen keuze meer.
Het gejuich was nog oorverdovend geweest bij de eerste kinderen die voor de neus van de tegenpartij weggekaapt werden. Bij de laatsten was het al redelijk verstomd. En voor haar is niets meer over. Zij hoort niet bij de snellen, de fanatiekelingen, degenen die je team laten winnen. Haar partij staat al strijdlustig in het veld en ze wordt gedoogd.
Opnieuw zie ik mijzelf, lang geleden. Verlegen, onzeker en zeker niet snel. Fanatiek was ik niet, in winnen zag ik geen meerwaarde. Ik voelde me slungelig en onhandig. Bang voor de bal. Met lood in de schoenen bij je team gaan staan, een beetje aan de zijkant. Hopen dat je geen domme dingen gaat doen en een beetje onzichtbaar de gymles doorkomt. Dat is wat ik herken.
Ik voel met haar mee en baal dat ik het zo heb gedaan. Verdorie, ik had beter moeten weten. Ik hoop dat ze zich dadelijk beter gaat voelen. Na de gymles ga ik even met haar praten, neem ik me voor. En dan zie ik haar tranen …
Ik voel met haar mee en baal dat ik het zo heb gedaan. Verdorie, ik had beter moeten weten.
‘Kom je even bij me?’
Samen zitten we een tijdje op de bank te praten, terwijl haar bloedfanatieke klasgenoten elkaar met ballen bekogelen. ‘Ik ben gewoon niet zo goed in gym, ze kiezen me áltijd als laatste.’ Ik vertel haar over het meisje dat ik was, het meisje dat ook nooit gekozen werd met gym. Ik vertel haar hoe dat voelde en zie de herkenning in haar ogen. Ik vertel dat ik er later achter kwam dat ik andere kwaliteiten heb, dat ik sporten ondertussen best leuk ben gaan vinden, maar dat ik winnen nog steeds als iets totaal onbelangrijks zie. Ik vertel haar eerlijk dat ik het vervelend vind dat ik in mijn haast om te beginnen gekozen heb voor deze manier van teams vormen, terwijl ik er zelf zo’n hekel aan heb. Een ander meisje komt erbij, zwetend en hijgend maakt ze even tijd voor haar huilende vriendinnetje. ‘Dat je als laatste bent gekozen betekent niet dat we niet blij met je zijn in ons team, hoor!’ zegt ze lief. ‘En jij kunt misschien niet zo hard rennen, maar als je zingt moet ik bijna huilen, omdat het zo mooi klinkt.’ Meiden van twaalf, ze kunnen elkaar afbreken en opbouwen waar je bij staat. Ik vind ze geweldig.
Ze doet weer mee. Schuchter, nerveus om iets verkeerd te doen. Aan de zijlijn, bang voor de bal. Ik houd haar in de gaten.
Ik denk aan dat meisje in de brugklas dat op het bord keek of ze op de lijst stond voor bijles. Waar mijn vriendinnetjes op de lijst stonden voor Nederlands of wiskunde, stond ik op de lijst voor gym: gooien en vangen. Samen met de klungeligste jongen van de school, die daar overigens óók niets aan kon doen, kreeg ik bijles in de gymzaal. Een uur lang gooien en vangen. Met zijn tweeën. Te gênant voor woorden als je dertien bent. Als ik nog geen hekel had gehad aan gym, had ik het toen wel gekregen.
Is het geluk, is het de angst voor de bal waardoor ze die zo goed ontwijkt, of zien ze haar over het hoofd? Wat het is weet ik niet, maar ze blijft als enige over in het trefbalveld. De winnares van het spel!
Was er net geen enthousiaste stem om haar te verwelkomen in het veld, nu juicht haar team haar toe. ‘Yes, door jou hebben we gewonnen!’ Ineens hoort ze bij het team. Ze zien haar staan. Ze lacht, aarzelend, tikt een paar high fives aan en lacht verlegen naar mij. Ze weet niet wat ze ervan moet denken. Ik ook niet. Soms moeten dingen zo zijn. Ik geef haar ook een high five en een dikke knipoog. ‘Dank je wel, juf,’ zegt ze.
Ik geef haar ook een high five en een dikke knipoog. ‘Dank je wel, juf,’ zegt ze.
Ik baal nog steeds dat ik in mijn haast om te beginnen dit heb laten gebeuren. Ik baal vreselijk dat het dit meisje tranen heeft opgeleverd. Maar ik ben ook blij. Blij dat dit bij mij gebeurde. Bij de juf die zichzelf weer als kind alleen op de bank zag zitten. De juf die besefte hoe dat voelt en wat het met je doet. De juf die als klein meisje zélf een leerkracht had kunnen gebruiken die even met haar zou praten en haar een goed gevoel zou geven in plaats van de vernedering van bijles. Vandaag was ik die juf voor één onzeker meisje. Mijn zwakte van toen kon ik inzetten als kracht: ik begreep dit, omdat ik ooit ook dat meisje was.
Al is het klein, dit is wat ik in het onderwijs wil doen!
Door: Johanne Bree
Gepubliceerd op 25 mei 2021