Het begon als een normale avond toen ik mijn auto parkeerde op het schoolterrein. Ik was uitgenodigd om een lezing over autisme te geven voor ouders en leraren. ‘Het is wel een bijzondere avond,’ had de directeur me vooraf verteld aan de telefoon. ‘We hebben een nieuwe school opgericht, speciaal voor kinderen met autisme, en eigenlijk is deze avond de officiële opening.’ Hij vertelde me dat het schoolbestuur het beter vond om dit grote feest niet bij de start van het schooljaar te doen, maar enkele weken later, want dat is toch autismevriendelijk, niet? Aan zijn intonatie en de kleine pauze die hij na deze zin liet vallen, kon ik opmaken dat hij een soort bevestigend geluidje verwachtte aan de andere kant van de lijn. Mijn onbewuste kleine kuch was blijkbaar ook al goed. ‘En dus krijgen eerst alle ouders een rondleiding door de gebouwen, daarna volgen we jouw lezing en ten slotte is er een receptie waar ook de nieuwe naam van de school plechtig onthuld zal worden.’
Toen ik de directeur vroeg of er ook een programma voorzien was voor de kinderen met autisme – die misschien weinig hadden aan de rondleiding (want het schooljaar was al een tijdje bezig en de kinderen hadden de gebouwen al ontdekt), aan de lezing (want die was niet bepaald op kindermaat), of aan de receptie (want dat is voor heel wat kinderen toch maar een grote drukte) – viel er opnieuw een stilte in ons telefoongesprek, gevolgd door een ‘Nou ja, we gaan er wel van uit dat de ouders hun kinderen lekker thuis laten hoor!’ Het was duidelijk allemaal strak georganiseerd … (kleine kuch)
De speelplaats was dus die avond omgetoverd in een geïmproviseerd parkeerterrein waar de wet van de sterkste heerste. Of die van ‘eerst komt, eerst maalt’. Of die van de camera’s en piepgeluidjes van de parkeerhulpsystemen. Vanuit de lucht bekeken moet het eruit gezien hebben als een abstract kunstwerk. Ik blokkeerde minstens twee andere auto’s aangezien ik de receptie toch sowieso vriendelijk aan me voorbij zou laten gaan en waarschijnlijk al weer in mijn auto zou zitten, terwijl de geblokkeerde chauffeurs aan de sapjes of schuimwijn zouden zitten. De rondleiding zat er bijna op en de eerste mensen hadden al plaatsgenomen in de met stoelen volgepakte gymzaal van de school. Gelukkig had men hier wel een herkenbare structuur van rijen toegepast die het vol geparkeerde schoolplein ook had kunnen gebruiken.
Mijn lezing duurde een klein uurtje en was niets nieuws voor iemand die al een boek over autisme gelezen had of eerder een andere opleiding had gevolgd. Omdat de directeur het expliciet gevraagd had, rondde ik af met een moment voor vragen. Zo’n moment kan altijd verschillende kanten uitgaan (soms vraagt niemand wat, soms stopt de stortvloed aan vragen niet), maar deze keer werd het wat ongemakkelijk. Niet voor mezelf, maar wel voor de toen nog erg trotse directeur …
‘Waarom spreek je altijd over autisme in je lezing?’ vroeg een van de aanwezigen. ‘Is de correcte naam niet autismespectrumstoornis?’ Vaak antwoord ik dan iets als dat de lezing drie keer zo lang zou duren als ik iedere keer die lange term moet gebruiken en dat er dan geen tijd meer is voor de receptie, maar er zit natuurlijk wel meer achter. ‘Dat klopt,’ zei ik dus door de microfoon. ‘Dat is de correcte term volgens een medisch-biologische blik op autisme. Een blik die vooral gebruikt wordt in een diagnostische wereld. Een wereld waarin er in het bijzonder naar tekorten, afwijkingen en beperkingen wordt gekeken. En dan wordt autisme benoemd als stoornis met allerlei symptomen, letterlijk in de term autismespectrumstoornis of een beetje verstopt in de laatste letter van de populaire afkorting ASS.’ Het viel me toen nog niet op, maar de directeur begon wat te wiebelen op zijn stoel …
‘Maar in de dikke tien jaar dat die term de officiële naam is, is er veel veranderd,’ ging ik verder. ‘Er zijn verschillende visies op onze maatschappij gekomen en ook op mensen die niet voldoen aan wat we als norm beschouwen. De bekendste is waarschijnlijk de neurodiversiteitsbeweging waar niet meer gesproken wordt over “normaal” en “afwijkend”. Diversiteit is de norm. En die diversiteit is een meerwaarde, al heeft de maatschappij nog best veel werk om die meerwaarde ook ten volle te ontplooien.’ De directeur maakte het bovenste knoopje van zijn hemd los …
‘Als je dus niet in die medische, diagnostische wereld werkt, heeft het weinig zin om autisme de hele tijd als stoornis aan te duiden. Het is dan veel betekenisvoller om na te denken over hoe we ons als maatschappij kunnen organiseren zodat iedereen kansen krijgt en diversiteit een kracht kan worden. En je taal straalt dat uit. Natuurlijk moeten we hindernissen die mensen met autisme ervaren niet onder de mat schuiven, maar ze centraal zetten en als stoornis labelen in je woordkeuze, afkortingen en terminologie, is een verouderd en misschien zelfs neerbuigend idee. Ik vind het eigenlijk zelfs wat tegenstrijdig: aan de ene kant hoor ik mensen soms ijveren voor een blik op de sterktes en mogelijkheden van mensen met autisme, voor een focus op “anders denken” en gelijke kansen, maar aan de andere kant spreken diezelfde mensen over autismespectrumstoornis en/of ASS.’ De directeur begon zichtbaar rood aan te lopen en dikke zweetdruppels parelden op zijn voorhoofd …
Veel andere vragen volgden er niet en de stilletjes ploppende kurken van flessen waren een signaal dat de receptie mocht beginnen. Terwijl alle aanwezigen opnieuw hun zin voor orde en structuur kwijt waren in hun jacht naar een glas schuimwijn of een sapje, ging ik in de massa op zoek naar de directeur om hem te bedanken voor de uitnodiging. Het bleef bij een vlugge handdruk, want hij werd op het podium verwacht voor de onthulling van de nieuwe naam van de school.
Dus bij deze nog eens mijn hartelijke gelukwensen voor de directie, leraren en leerlingen in hun nieuwe school … atlASS. De directeur zei op het podium bij de onthulling van die naam trouwens ook dat er een nieuw systeem is om leerlingen te oriënteren in interesses (het heet kompASS) en om ouders te informeren over schooluitstapjes (met de naam pASSer). In al hun hightech systemen worden de kinderen ook niet meer leerlingen genoemd, maar zijn het gASSten van de school. Aan creativiteit in het zoeken naar woorden met een A en een S die makkelijk verdubbeld kan worden, was er alleszins geen gebrek.
Op de geïmproviseerde parking stond een man een waarschijnlijk verboden sigaret te roken. Ik knikte hem nog een goede avond toe, hij wenste me hetzelfde en sloot af met een knipoog: ‘Ik denk dat je onze directeur vanavond verr-a-s-s-t hebt …’
Door: Kobe Vanroy
Gepubliceerd op 3 november 2025

