Talentvolle taalleerder

Naast mijn pabo-stage werk ik op mijn stagescholen als onderwijsassistent/leerkrachtondersteuner. Ik ben gezegend met een stichting die dat steeds op dezelfde school mogelijk maakt, waardoor ik ten eerste niet van school naar school hoef te vliegen en ten tweede de scholen waar ik werk écht leer kennen doordat ik in alle groepen kom.

Het is vrijdagochtend en ik heb het met de instroomgroep van jongste kleuters, onder wie een aantal met een niet-Nederlandse achtergrond, over de geluiden die dieren maken. Of eigenlijk de woorden die we voor die geluiden gebruiken. De kip kakelt, maar de haan kraait. Terwijl de koe en de stier allebei loeien, de reu en de teef allebei blaffen en het schaap en de ram samen blaten. Rare taal, hoor, dat Nederlands. De kleine taalhelden staan er wat praktischer in; ‘kiep tok, sjaap bèh!’ Nog geen tien minuten later liggen we met elkaar in een deuk aan tafel. ‘De kippen kakelen en de koeien loeien,’ zeggen we met elkaar. Hoe sneller je het zegt, hoe grappiger het klinkt. De alliteratie valt in de smaak. In een paar minuten van ‘kiep tok’ naar ‘de kippen kakelen’. Ga er maar aan staan.
Kinderen met een taalachterstand of talentvolle taalleerders?

De week daarna sta ik in de startblokken om de instroomgroep de woorden ‘handdoek’, ‘washand’ en ‘afdrogen’ aan te leren. De twee vierjarige Oekraïense vriendinnetjes Sofia en Alina denken daar anders over en zijn vooral druk met elkaar in gesprek. Ik versta er geen woord van. Nu ze zo afgeleid zijn, kan ik daar beter eerst aandacht aan geven, en dan teruggaan naar mijn handdoek en washand. Ik kniel bij hen en vraag waar ze over praten. Er zit een feestje aan te komen bij een van de twee meiden thuis. Slingers, ballonnen, het wordt te gek. En met handen, voeten, gebaren en een mix van gesproken talen weten ze het me haarfijn uit te leggen.
Kinderen met een taalachterstand of talentvolle taalleerders?

Ook Omar en Rayan spreken geen Nederlands met elkaar. Aan de expressie, de toon en het volume leid ik af dat de twee ruzie hebben. Ik sluit bij hen aan en gebaar vragend om uitleg. ‘Hij!’, begint Omar en wijst naar z’n maat. ‘Ik, au!’ en hij maakt een slaande beweging. Ik vraag aan Rayan of dat klopt. ‘Heb jij Omar geslagen?’ terwijl ik de gebaren van Omar herhaal. ‘Hij stom, ik slaan.’ Bij jongens en mannen is ruzie niet zo ingewikkeld. Doe je stom, krijg je een hijs. Ik laat me door de mannen uitleggen dat er ruzie ontstond over raceauto’s en welke nou de beste is. Met auto’s als bewijsstukken en een mix van gebaren en Nederlands. De zaak is rond.
Kinderen met een taalachterstand of talentvolle taalleerders?

De leerlingen uit de middenbouw kijken tijdens het eten van schoolfruit naar het Jeugdjournaal. We horen over bommen in Gaza, in Syrië en waar al niet meer. Kinderen met vieze gezichtjes en puin in hun haar vertellen hun verhaal. De juf stopt de uitzending, kijkt even rond en vraagt: ‘Klopt wat ze zeggen met de ondertiteling? Heeft de vertaler zijn werk goed gedaan?’ Direct schieten er zeker vier handen omhoog. De consensus is dat de vertaler prima werk heeft geleverd, wat de kinderen vertellen komt goed overeen met de ondertiteling. Ik realiseer me haast beschaamd dat deze kinderen over een vaardigheid beschikken die echt niet onderdoet voor de mijne. Ze hebben niet alleen naar de gesproken taal geluisterd, maar ook de geschreven taal gelezen. En die twee hebben ze succesvol aan elkaar weten te knopen.
Kinderen met een taalachterstand of talentvolle taalleerders?

In de bovenbouw van onze school zijn ook alle windstreken vertegenwoordigd. Met een vraag voor de leerkracht stap ik de klas binnen, waar net een boekbespreking begint. Stilletjes ga ik op een krukje zitten om ernaar te luisteren.
Yusuf heeft ‘die boek over die meisje in oorlog’ gelezen. Het dagboek van Anne Frank heeft diepe indruk gemaakt en hij weet het aan de ervaringen van zijn familie ver weg te verbinden. Zijn presentatie is qua taalniveau misschien gebrekkig, maar wat heeft hij de essentie te pakken, zeg.
Kind met een taalachterstand of talentvolle taalleerder?

Ik stop ermee, met het zien van een kind met een taalachterstand. Deze taalkanjers schakelen voortdurend tussen verschillende talen om betekenis te geven aan hun wereld en zich daarin verstaanbaar te maken. Dat gaat niet over het opdreunen van losse woorden. Natuurlijk moet de woordenschat groeien – laat onze juffen en meesters dat vakkundig begeleiden. Maar onderschat niet hoe enorm taalvaardig veel van deze kinderen al zijn. Hun vermogen om te redeneren, verbanden te leggen, en hun werkelijkheid te verwoorden is al ontwikkeld lang vóór ze hun eerste woord Nederlands spraken.
Ja, ze zeggen ‘die’ in plaats van ‘dat’ en ze vergeten weleens een lidwoord. Help hen het te leren, maar luister vooral naar wat ze zeggen; de essentie is niet perfectie, maar verbinding.
Kinderen met een taalachterstand of talentvolle taalleerders; ik zie het antwoord elke dag.

Door: Gytha Funke
Gepubliceerd op 14 juli 2025

 

 

 

Winkelwagen
Scroll naar boven